KOST

VOEDZAME

TEKST: REDACTIE > FOTOGRAFIE: SANDER BOER & REIN RIJKE

Verreweg de meeste witvissers gebruiken kant-en-klaar lokvoer. Dit vanwege de eenvoudige bereiding, de prima kwaliteit en het ruime aanbod. Ondanks dat een voertje maken geen hogere wiskunde is, kun je door rekening te houden met verschillende factoren wel beter het juiste type voer kiezen en zo de vis de beste hap voorschotelen.

OVER SMAAK VALT TE TWISTEN
Veel kant-en-klare lokvoertjes hebben een overwegend neutrale smaak als basis. Om het voer extra aantrekkelijk te maken – voor zowel de vis als de witvisser – worden soms geur- en smaakstoffen toegevoegd. Witvissers voeren al decennialang discussies over het effect hiervan, waarbij de meningen sterk verdeeld zijn. Sommige flavours zouden zelfs selectief werken voor bepaalde vissoorten (zoals de zoete smaak van karamel en scopex voor brasem of karper). Des te opmerkelijker is het dat sportvissers in Zuid-Europa voor dezelfde vissoorten zweren bij uitgesproken citrussmaken.

COMBINEREN

Het combineren van harde en zachte voerballen is natuurlijk ook prima mogelijk. Zo kun je een voerplek maken waarbij in het midden een hogere concentratie voer en aas ligt – hoe harder de bal, des te geconcentreerder de plek wordt. Centraal op de stek steekt voedselnijd de kop op, wat geen kwaad kan aangezien je daar ook het haakaas presenteert. Wil je met veel precisie voeren, dan is een cupset aan te bevelen boven het werpen met de hand. Rondom het middelpunt van de voerstek gaan daarentegen zachte ballen te water (die werp je bij voorkeur wel met de hand). Deze breken sneller uiteen en verspreiden zich over een groter oppervlak op de bodem. In dit gebied aan de buitenrand van de voerplek neemt de vis af en toe een kleine hap en wacht-ie rustig en vol vertrouwen op zijn beurt.

HARD OF ZACHT?

De meeste vaste stok vissers werpen het lokvoer met de hand in het water. Hierbij breekt de voerbal in stukken bij de landing op het water, tijdens de afzinkfase of pas op de bodem. De kracht waarmee een voerbal wordt aangedrukt bepaalt in grote mate het moment waarop die uiteen valt. Het hangt vaak van de omstandigheden af welke aanpak je kiest. Op een diep scheepvaartkanaal met veel stroming moeten de ballen immers snel zinken en pas op de bodem afbrokkelen. Daarentegen kan een hard aangeknepen bal op een zachte bodem decimeters in de blubber zakken. Bedenk dus goed op welk moment de voerbal uit elkaar dient te vallen.

KLEINE VIS, ACTIEF VOER

Waar je met een passief voer op grote vis mikt, zijn voorntjes, brasempjes en andere kleine vis doorgaans meer gecharmeerd van een zogenaamd actief voer. Dit bevat werkende elementen zoals stijgende deeltjes en heeft wolkende eigenschappen. Zodra de voerbal uiteen valt, zijn aan het oppervlak spikkels en minuscule belletjes zichtbaar. Dit geborrel wordt vaak veroorzaakt door ingrediënten met daarin de nodige olie, zoals gemalen hennepzaad. Deze fijne deeltjes lokken vissen in andere waterlagen naar de bron op de bodem. Hoe langer het vocht in de ingrediënten trekt, des te minder actief deze worden. Kies je voor een actief voer, dan is het dus essentieel om dit pas op het laatste moment te bevochtigen.

GROTE VIS, PASSIEF VOER

Grote witvis houdt van rust en aast in de regel graag op de bodem. Voor de brasem en zeelt is dat vanzelfsprekend, maar ook een grote blankvoorn of forse winde plukt liever rustig iets van de bodem dan zijn kleinere soortgenoten. Ben je uit op het vangen van grote vis? Kies dan voor een mix met daarin de nodige grove bestandsdelen. Die liggen strakker tegen de bodem geplakt als ze met water zijn verzadigd. Zo’n soort voer wolkt ook minder dan een mix die uit zeer fijngemalen ingrediënten bestaat. Tip: bereid het voer de avond van tevoren. Zo ontstaat een zogenaamd ‘passief’ voer waarbij de voerdeeltjes het vocht optimaal hebben opgenomen.

VERZWARING
Om voerballen op diep of (snel)stromend water vlot en nauwkeurig naar de bodem te krijgen, is het soms noodzakelijk om ze extra te verzwaren. Ook hier leent leem zich perfect voor, waarbij de zware variant een aanzienlijk hoger soortelijk gewicht heeft. Leem wordt na bevochtiging zeer plakkerig en is daarom niet geschikt als basisingrediënt in een droog kant-en-klaar voer. Maak dus eerst de basismix gereed en meng pas op het laatste moment de leem er doorheen.

VERSCHRALING

Lokvoer kun je ook minder voedzaam maken door aarde of leem toe te voegen. Dit verschralen is soms de sleutel tot succes, met name als de witvis niet goed aast of er simpelweg niet veel vis op de stek zwemt. Bij een overschot aan voedsel is er immers geen noodzaak om direct aan tafel te gaan. Door het voer minder voedzaam te maken blijft bovendien het volume behouden, waardoor je voer kunt blijven brengen en de vis bij de les houdt zonder deze te overvoeren. Aarde, lichte leem en zware leem worden het meest gebruikt om voer schraler te maken. Daarbij heeft het toevoegen van aarde nagenoeg geen invloed op het gewicht van de voerbal. Bovendien is grond vanwege het sponzige karakter bij uitstek geschikt voor gebruik op een zachte waterbodem. Kies voor zware leem in de voermix als de bodem harder is. Een lichte leem zit qua gewicht tussen beide opties in, maar wolkt veel meer. Schat de situatie in en experimenteer met de mate waarin je het voer wilt verschralen. In sommige situaties maakt het schrale deel wel 80 procent van de voermix uit.

‘LOKVOER’

Zelfs het beste lokvoer is waardeloos als de witvis het vertikt om naar de voerplek te zwemmen. Met name tijdens de koudere maanden zijn ze vaak behoorlijk honkvast. Ook rond de paai kunnen grote delen van het water verlaten zijn, terwijl zich elders een grote concentratie witvis ophoudt. Het is in die omstandigheden extra belangrijk om in de buurt van de vis te voeren en vissen. Dat werkt veel beter dan ze van ver weg naar je stek proberen te lokken. In andere jaargetijden zwemt de witvis in de regel meer verspreid over het water en kan het ‘lokvoer’ zijn naam beter eer aan doen.

KORF VERSUS METHOD
De traditionele voerkorf en de methodkorf worden allebei ingezet bij de feedervisserij, maar het voer bij beide technieken is wezenlijk anders. Op de methodfeeder zit het voer aan de buitenkant en is dit niet ingekapseld, waardoor het kwetsbaar is tijdens de worp. Een hoge kleefkracht is daarom essentieel, wat het toevoegen van losse ingrediënten zoals maden, casters of maïs vrijwel onmogelijk maakt (dat heeft een negatieve invloed op de binding). Om de vis toch iets voedzaams voor te schotelen heeft een methodvoer vaak een hoog gehalte vismeel of wordt er gekozen voor plakkerige pellets. Bij de traditionele voerkorf ligt dat heel anders. Daar kun je wel naar hartenlust los aas aan toevoegen. Hoe meer de korf gesloten is – zoals een vrijwel dicht kunststof model – des te makkelijker je kunt wegkomen met een minder plakkerig voer.

KLEUR

De helderheid en het doorzicht van ons oppervlaktewater neemt toe. Bovendien is het water in de winter doorgaans een stuk helderder dan gebruikelijk. Stem de kleur van het voer in zo’n situatie af op die van de bodem. Op een lichtgekleurde voerplek steekt azende witvis namelijk behoorlijk af tegen de omgeving, wat de ongewenste aandacht van roofvis trekt. Om de witvis op zijn gemak te stellen is er daarom speciaal ‘donker’ voer beschikbaar. Dit hoeft niet per se zwart van kleur te zijn aangezien de meeste waterbodems eerder donkerbruin zijn.

ZON EN REGEN

Alle moeite van de voorbereiding kan direct de prullenbak in als je het voer laat uitdrogen (zon) of te nat laat worden (regen). Gebruik daarom een bijpassende deksel, dek het voer af met een vochtige doek of voeg vocht toe met een plantenspuit – net wat je voorkeur heeft en waar de omstandigheden om vragen. Een kleine portie lokvoer op de aastafel – in een bescheiden aasbak – paraat hebben staan is voor het bijvoeren bijzonder praktisch. Een emmertje met het restant voor eventueel later gebruik kun je het beste elders neerzetten en stevig afsluiten met een deksel.

BEREIDING
Droog lokvoer dient in een grote emmer te worden bevochtigd. Hoewel dat prima met water kan, gebruiken sommige witvissers liever het restvocht van een blik maïs of geweekt hennepzaad – dit vanwege de geur- en smaakstoffen hierin die een aanlokkende werking hebben. Het bereidingsproces bestaat vaak uit meerdere fasen waarin je met tussenpozen het vocht toevoegt. Dit zodat de voerdeeltjes het vocht goed kunnen absorberen. In de eerste fase is het belangrijk dat de verhoudingen kloppen, zodat de voermix de juiste vochtigheid krijgt. Doe de gewenste hoeveelheid lokvoer in de emmer, voeg hier voorzichtig vocht aan toe en meng het geheel vervolgens (met de hand of mechanisch). Laat het voer daarna tien minuten rusten en voeg indien nodig nog wat vocht toe. Druk het voer tenslotte door een zeef met een maaswijdte van 5 mm om klonten te verwijderen.

TEKST: REDACTIE > FOTOGRAFIE: SANDER BOER & REIN RIJKE

Verreweg de meeste witvissers gebruiken kant-en-klaar lokvoer. Dit vanwege de eenvoudige bereiding, de prima kwaliteit en het ruime aanbod. Ondanks dat een voertje maken geen hogere wiskunde is, kun je door rekening te houden met verschillende factoren wel beter het juiste type voer kiezen en zo de vis de beste hap voorschotelen.

VOEDZAME

KOST

KLEINE VIS, ACTIEF VOER

Waar je met een passief voer op grote vis mikt, zijn voorntjes, brasempjes en andere kleine vis doorgaans meer gecharmeerd van een zogenaamd actief voer. Dit bevat werkende elementen zoals stijgende deeltjes en heeft wolkende eigenschappen. Zodra de voerbal uiteen valt, zijn aan het oppervlak spikkels en minuscule belletjes zichtbaar. Dit geborrel wordt vaak veroorzaakt door ingrediënten met daarin de nodige olie, zoals gemalen hennepzaad. Deze fijne deeltjes lokken vissen in andere waterlagen naar de bron op de bodem. Hoe langer het vocht in de ingrediënten trekt, des te minder actief deze worden. Kies je voor een actief voer, dan is het dus essentieel om dit pas op het laatste moment te bevochtigen.

GROTE VIS, PASSIEF VOER

Grote witvis houdt van rust en aast in de regel graag op de bodem. Voor de brasem en zeelt is dat vanzelfsprekend, maar ook een grote blankvoorn of forse winde plukt liever rustig iets van de bodem dan zijn kleinere soortgenoten. Ben je uit op het vangen van grote vis? Kies dan voor een mix met daarin de nodige grove bestandsdelen. Die liggen strakker tegen de bodem geplakt als ze met water zijn verzadigd. Zo’n soort voer wolkt ook minder dan een mix die uit zeer fijngemalen ingrediënten bestaat. Tip: bereid het voer de avond van tevoren. Zo ontstaat een zogenaamd ‘passief’ voer waarbij de voerdeeltjes het vocht optimaal hebben opgenomen.

OVER SMAAK VALT TE TWISTEN
Veel kant-en-klare lokvoertjes hebben een overwegend neutrale smaak als basis. Om het voer extra aantrekkelijk te maken – voor zowel de vis als de witvisser – worden soms geur- en smaakstoffen toegevoegd. Witvissers voeren al decennialang discussies over het effect hiervan, waarbij de meningen sterk verdeeld zijn. Sommige flavours zouden zelfs selectief werken voor bepaalde vissoorten (zoals de zoete smaak van karamel en scopex voor brasem of karper). Des te opmerkelijker is het dat sportvissers in Zuid-Europa voor dezelfde vissoorten zweren bij uitgesproken citrussmaken.

COMBINEREN

Het combineren van harde en zachte voerballen is natuurlijk ook prima mogelijk. Zo kun je een voerplek maken waarbij in het midden een hogere concentratie voer en aas ligt – hoe harder de bal, des te geconcentreerder de plek wordt. Centraal op de stek steekt voedselnijd de kop op, wat geen kwaad kan aangezien je daar ook het haakaas presenteert. Wil je met veel precisie voeren, dan is een cupset aan te bevelen boven het werpen met de hand. Rondom het middelpunt van de voerstek gaan daarentegen zachte ballen te water (die werp je bij voorkeur wel met de hand). Deze breken sneller uiteen en verspreiden zich over een groter oppervlak op de bodem. In dit gebied aan de buitenrand van de voerplek neemt de vis af en toe een kleine hap en wacht-ie rustig en vol vertrouwen op zijn beurt.

HARD OF ZACHT?

De meeste vaste stok vissers werpen het lokvoer met de hand in het water. Hierbij breekt de voerbal in stukken bij de landing op het water, tijdens de afzinkfase of pas op de bodem. De kracht waarmee een voerbal wordt aangedrukt bepaalt in grote mate het moment waarop die uiteen valt. Het hangt vaak van de omstandigheden af welke aanpak je kiest. Op een diep scheepvaartkanaal met veel stroming moeten de ballen immers snel zinken en pas op de bodem afbrokkelen. Daarentegen kan een hard aangeknepen bal op een zachte bodem decimeters in de blubber zakken. Bedenk dus goed op welk moment de voerbal uit elkaar dient te vallen.

VERSCHRALING

Lokvoer kun je ook minder voedzaam maken door aarde of leem toe te voegen. Dit verschralen is soms de sleutel tot succes, met name als de witvis niet goed aast of er simpelweg niet veel vis op de stek zwemt. Bij een overschot aan voedsel is er immers geen noodzaak om direct aan tafel te gaan. Door het voer minder voedzaam te maken blijft bovendien het volume behouden, waardoor je voer kunt blijven brengen en de vis bij de les houdt zonder deze te overvoeren. Aarde, lichte leem en zware leem worden het meest gebruikt om voer schraler te maken. Daarbij heeft het toevoegen van aarde nagenoeg geen invloed op het gewicht van de voerbal. Bovendien is grond vanwege het sponzige karakter bij uitstek geschikt voor gebruik op een zachte waterbodem. Kies voor zware leem in de voermix als de bodem harder is. Een lichte leem zit qua gewicht tussen beide opties in, maar wolkt veel meer. Schat de situatie in en experimenteer met de mate waarin je het voer wilt verschralen. In sommige situaties maakt het schrale deel wel 80 procent van de voermix uit.

VERZWARING
Om voerballen op diep of (snel)stromend water vlot en nauwkeurig naar de bodem te krijgen, is het soms noodzakelijk om ze extra te verzwaren. Ook hier leent leem zich perfect voor, waarbij de zware variant een aanzienlijk hoger soortelijk gewicht heeft. Leem wordt na bevochtiging zeer plakkerig en is daarom niet geschikt als basisingrediënt in een droog kant-en-klaar voer. Maak dus eerst de basismix gereed en meng pas op het laatste moment de leem er doorheen.

‘LOKVOER’

Zelfs het beste lokvoer is waardeloos als de witvis het vertikt om naar de voerplek te zwemmen. Met name tijdens de koudere maanden zijn ze vaak behoorlijk honkvast. Ook rond de paai kunnen grote delen van het water verlaten zijn, terwijl zich elders een grote concentratie witvis ophoudt. Het is in die omstandigheden extra belangrijk om in de buurt van de vis te voeren en vissen. Dat werkt veel beter dan ze van ver weg naar je stek proberen te lokken. In andere jaargetijden zwemt de witvis in de regel meer verspreid over het water en kan het ‘lokvoer’ zijn naam beter eer aan doen.

KORF VERSUS METHOD
De traditionele voerkorf en de methodkorf worden allebei ingezet bij de feedervisserij, maar het voer bij beide technieken is wezenlijk anders. Op de methodfeeder zit het voer aan de buitenkant en is dit niet ingekapseld, waardoor het kwetsbaar is tijdens de worp. Een hoge kleefkracht is daarom essentieel, wat het toevoegen van losse ingrediënten zoals maden, casters of maïs vrijwel onmogelijk maakt (dat heeft een negatieve invloed op de binding). Om de vis toch iets voedzaams voor te schotelen heeft een methodvoer vaak een hoog gehalte vismeel of wordt er gekozen voor plakkerige pellets. Bij de traditionele voerkorf ligt dat heel anders. Daar kun je wel naar hartenlust los aas aan toevoegen. Hoe meer de korf gesloten is – zoals een vrijwel dicht kunststof model – des te makkelijker je kunt wegkomen met een minder plakkerig voer.

KLEUR

De helderheid en het doorzicht van ons oppervlaktewater neemt toe. Bovendien is het water in de winter doorgaans een stuk helderder dan gebruikelijk. Stem de kleur van het voer in zo’n situatie af op die van de bodem. Op een lichtgekleurde voerplek steekt azende witvis namelijk behoorlijk af tegen de omgeving, wat de ongewenste aandacht van roofvis trekt. Om de witvis op zijn gemak te stellen is er daarom speciaal ‘donker’ voer beschikbaar. Dit hoeft niet per se zwart van kleur te zijn aangezien de meeste waterbodems eerder donkerbruin zijn.

ZON EN REGEN

Alle moeite van de voorbereiding kan direct de prullenbak in als je het voer laat uitdrogen (zon) of te nat laat worden (regen). Gebruik daarom een bijpassende deksel, dek het voer af met een vochtige doek of voeg vocht toe met een plantenspuit – net wat je voorkeur heeft en waar de omstandigheden om vragen. Een kleine portie lokvoer op de aastafel – in een bescheiden aasbak – paraat hebben staan is voor het bijvoeren bijzonder praktisch. Een emmertje met het restant voor eventueel later gebruik kun je het beste elders neerzetten en stevig afsluiten met een deksel.

BEREIDING
Droog lokvoer dient in een grote emmer te worden bevochtigd. Hoewel dat prima met water kan, gebruiken sommige witvissers liever het restvocht van een blik maïs of geweekt hennepzaad – dit vanwege de geur- en smaakstoffen hierin die een aanlokkende werking hebben. Het bereidingsproces bestaat vaak uit meerdere fasen waarin je met tussenpozen het vocht toevoegt. Dit zodat de voerdeeltjes het vocht goed kunnen absorberen. In de eerste fase is het belangrijk dat de verhoudingen kloppen, zodat de voermix de juiste vochtigheid krijgt. Doe de gewenste hoeveelheid lokvoer in de emmer, voeg hier voorzichtig vocht aan toe en meng het geheel vervolgens (met de hand of mechanisch). Laat het voer daarna tien minuten rusten en voeg indien nodig nog wat vocht toe. Druk het voer tenslotte door een zeef met een maaswijdte van 5 mm om klonten te verwijderen.